• +31 (0)79 323 9558
  • Röntgenlaan 5, 2719DX Zoetermeer

Schijnzelfstandigheid in de letselschadepraktijk

Schijnzelfstandigheid in de letselschadepraktijk

Inleiding 

Schijnzelfstandigheid is een term die niet enkel relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk, maar ook voor de letselschadepraktijk. De vraag of een werkrelatie een arbeidsovereenkomst betreft of een overeenkomst van opdracht, kan belangrijke gevolgen hebben, ook als het gaat om schadeclaims na een ongeval tijdens het werk. In dit artikel wordt nader ingegaan op het fenomeen schijnzelfstandigheid. 

 

Wat is schijnzelfstandigheid?

Er is sprake van schijnzelfstandigheid wanneer een werkrelatie formeel wordt gepresenteerd als een zelfstandige werkrelatie, maar de feitelijke omstandigheden duiden op een arbeidsovereenkomst. Bij schijnzelfstandigheid werkt een persoon als ‘zelfstandige’ terwijl hij in de praktijk eigenlijk onder dezelfde voorwaarden werkt als een werknemer. 

Door zulke contracten aan te bieden, verstoren opdrachtgevers het gelijke speelveld en gaat de opdrachtgever (/werkgever) zijn verplichtingen uit de weg jegens de werkende en de Belastingdienst.

Daarnaast hebben deze contracten ook gevolgen voor de letselschadepraktijk, vooral bij het vaststellen van aansprakelijkheid en het toekennen van een schadevergoeding.

 

In het Groen/Schroevers-arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat geen enkel kenmerk doorslaggevend is bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Deze ‘holistische’ benadering heeft ertoe geleid dat de vraag of een arbeidsovereenkomst bestaat nog meer dan voorheen afhankelijk is geworden van de omstandigheden van het geval en de (rechterlijke) weging per geval van de verschillende elementen in de rechtsverhouding. Daarnaast is er in verschillende uitspraken uitgemaakt dat de kwalificatie van een overeenkomst moet worden onderscheiden van de vraag welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen, die vraag dient beantwoord te worden aan de hand van de zogenaamde Haviltexmaatstaf. De initiële bedoeling van partijen speelt daarbij een belangrijke rol. Het Haviltex-criterium komt er namelijk op neer dat bij de uitleg van een overeenkomst niet slechts gekeken dient te worden naar de letterlijk of taalkundige betekenis van de tekst, maar ook naar de betekenis die partijen- in de gegeven omstandigheden en op basis van hetgeen zij over en weer van elkaar mochten verwachten – aan die tekst mochten toekennen. De bedoelingen van de contractspartijen bij het sluiten van de overeenkomst, zijn daardoor van belang.

 

Schijnzelfstandigheid en letselschade

In de letselschadepraktijk is het belangrijk om de werkrelatie tussen het slachtoffer en de opdrachtgever goed te analyseren. De juridische kwalificatie van de werkrelatie kan invloed hebben op de mate van verantwoordelijkheid die de opdrachtgever draagt voor een ongeval. Als blijkt dat de werkrelatie feitelijk een arbeidsovereenkomst is, heeft de werkende recht op de arbeidsrechtelijke bescherming die daarbij hoort. Dit kan gevolgen hebben voor bijvoorbeeld loondoorbetaling bij ziekte, het recht op een schadevergoeding bij een ongeval en werkgeversaansprakelijkheid.

 

Hoe schijnzelfstandigheid te voorkomen

Kwalificeert een persoon als zelfstandige dan zal hij als zelfstandige marktdeelnemer aan het economisch verkeer moeten deelnemen. Hij kan die hoedanigheid verliezen als hij niet zelfstandig zijn marktgedrag bepaalt, maar volledig afhankelijk is van zijn opdrachtgever. Dit is het geval als hij geen financiële en commerciële risico’s voor zijn werkzaamheden draagt. 

 

Schijnzelfstandigheid kun je voorkomen door het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Als er sprake is van een arbeidsovereenkomst, dan is er ook sprake van werknemerschap en dus geen ondernemerschap. Er is sprake van een arbeidsovereenkomst als er aan de volgende elementen is voldaan: 

  1. Arbeid.
  2. Loon.
  3. Gedurende een zekere tijd.
  4. Gezag. 

 

Schijnzelfstandigheid in de rechtspraak
De rechtspraak biedt inzicht in hoe rechters omgaan met schijnzelfstandigheid. In verschillende rechtszaken is gekeken naar de omstandigheden van de werkrelatie om zo te beoordelen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. 

 

Hieronder drie voorbeelden:

  • Rechtbank Rotterdam (15 januari 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:558): hier werd geoordeeld dat er geen sprake was van schijnzelfstandigheid. De ZZP’er had vrijheid in werktijden en locatie, liep een commercieel risico en er was geen gezagsverhouding.
  • Rechtbank Rotterdam (20 december 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:13328): hier werd een ZZP’er na twee jaar als zelfstandige gekwalificeerd, ondanks het feit dat hij geen andere opdrachtgevers had. Hij had volledige vrijheid in werkindeling en liep een commercieel risico.
  • Rechtbank Amsterdam (14 februari 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:1165): in dit geval werd een ZZP’er als werknemer gekwalificeerd, omdat er sprake was van een gezagsverhouding en een vast loon, wat typische kenmerken van een arbeidsovereenkomst zijn.

 

Conclusie 

Schijnzelfstandigheid speelt een belangrijke rol in de letselschadepraktijk, aangezien de kwalificatie van een werkrelatie invloed heeft op de vraag wie aansprakelijk is voor letselschade opgelopen tijdens werkzaamheden. In gevallen van schijnzelfstandigheid kunnen zelfstandigen aanspraak maken op dezelfde arbeidsrechtelijke bescherming als werknemers, wat de aansprakelijkheid van opdrachtgevers vergroot. Ook bij de begroting van schade door letsel is de vraag of er sprake is van een zelfstandige of van een schijnzelfstandige relevant. Eerstgenoemde geniet bepaalde belastingvoordelen.

 

Schijnzelfstandigheid blijft een complex vraagstuk waarbij het niet alleen draait om de benaming van een contract, maar ook om de feitelijke omstandigheden van de werkrelatie. Door het volgen van de jurisprudentie en te zorgen voor een eerlijke en transparante werkrelatie, kan schijnzelfstandigheid vermeden worden.

—–

1 H. van Steenbergen & E.B. Wits, Naar een doeltreffend onderscheid tussen werknemerschap en ondernemerschap. Hoe een vermoeden van werknemerschap schijnzelfstandigheid kan terugdringen, TRA 2020/91.
2 https://over-ons.belastingdienst.nl/onderwerpen/schijnzelfstandigheid/
3 Hoge Raad 14 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2495
4 Hoge Raad 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746, r.o. 3.2.3-3.2.4.
5 Artikel 7:658 BW; artikel 7:611 BW, artikel 7:629 BW.
6 Artikel 7:610 lid 1 BW.