Slachtoffers van verkeersmisdrijven vinden de opgelegde straffen vaak te laag,
zo blijkt uit recent onderzoek van het International Victimology Institute Tilburg. Vergeleken met 2013 wordt tegenwoordig door de rechter vele malen minder de maximale straf opgelegd. Dit leidt tot onvrede bij de slachtoffers. Hoe wordt de zogenoemde strafmaat bepaald?
De strafmaat
De strafmaat bij verkeersmisdrijven is de hoogte van de straf die de rechter (maximaal) kan geven voor fouten in het verkeer met zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg (art. 6 WVW). Helaas gebeuren er vaak ongelukken in het verkeer, soms ook met zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg. In zo een situatie kan er sprake zijn van schending van art. 6 WVW.
Te wijten schuld
Het gaat dan om een bestuurder die zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander om het leven komt of waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Deze strafbare gedraging wordt eerst door de rechter gekwalificeerd (bijv. ‘roekeloos’, ‘voorwaardelijk opzet’ of ‘schuld’) en deze kwalificatie weegt mee in de vaststelling van de strafmaat.
Strafmaat bij verkeersmisdrijven
Als het ongeval een dodelijke afloop had, kan bij de kwalificatie van ‘schuld’ (de laagste graad) een maximumstraf van drie jaar gevangenis worden opgelegd. Als ‘roekeloosheid’ (de hoogste graad) vast komt te staan, loopt dit op tot zes jaar gevangenisstraf, een geldboete tot maximaal 81.000 euro en ontzegging van de rijbevoegdheid voor maximaal vijf jaar. Als het ongeval heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel is de maximumstraf bij ‘schuld’ anderhalf jaar gevangenis en bij ‘roekeloosheid’ drie jaar, 20.250 euro boete en vijf jaar ontzegging van de rijbevoegdheid.
Kwalificatie
De kwalificatie maakt dus veel uit voor de strafmaat bij verkeersmisdrijven. Daarnaast maakt het ook een groot verschil of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel of een dodelijke afloop. Verder kunnen er nog strafverzwarende omstandigheden meewegen, zoals het gebruik van alcohol of bumperkleven.
Te lage straffen
Hoewel de rechter de mogelijkheid heeft om straffen ter hoogte van de maxima op te leggen, maakt hij hier zelden gebruik van. Zo kiest een rechter vaak voor een werkstraf in plaats van een gevangenisstraf. Dit leidt tot onvrede bij de slachtoffers zelf en bij de nabestaanden.
Onvreden nabestaanden
Uit recent onderzoek van het International Victimology Institute Tilburg, in opdracht van het Fonds Slachtofferhulp, blijkt dat slachtoffers de opgelegde straffen bij verkeersmisdrijven vaak te laag vinden1. De cijfers in het rapport tonen een trend aan waarbij verkeersmisdrijven minder snel als ‘roekeloos’ worden gekwalificeerd. Voor 2013 gebeurde dit in 1 op de 5 zaken, tegenwoordig in 1 op de 20 zaken. Omdat de delicten/misdrijven lager worden gekwalificeerd, wordt er een lagere strafmaat toegepast.
Gevaarzetting als oplossing
De onderzoekers raden aan om in plaats van met de verschillende schuldkwalificaties te werken het begrip van gevaarzetting toe te passen voor verkeersdelicten. Bij gevaarzetting wordt er aan vier criteria getoetst:
-De mate van waarschijnlijkheid van onoplettendheid en onvoorzichtigheid;
-De ernst van de gevolgen;
-De grootte van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan;
-De bezwaarlijkheid van het nemen van voorzorgsmaatregelen.
Volgens de onderzoekers strookt gevaarzetting meer met de gedragingen die in het verkeer leiden tot een ongeluk. Daarnaast is er eerder sprake van gevaarzetting dan van roekeloosheid, waardoor de rechter de mogelijkheid heeft om hogere straffen op te leggen.
Contact
Lijdt u schade door een verkeersongeval en/of wilt u meer informatie hebben over hoe Letselschade advocaat Thomas van Dijk u bij kan staan? Neem dan geheel vrijblijvend contact op via telefoonnummer: 079 323 9558 of via email: t.vandijk@advocaatvandijk.nl.
1S. van der Aa, M. Groenhuijsen, K. Lens & M. Lanslots, ‘Verkeersslachtoffers. Over de strafrechtelijke reactie op (ernstige) verkeersdelicten’, Fonds Slachtofferhulp.