In een recente uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 18 juni 2019 (ECLI:NL:RBROT:2019:4859) was de vraag in een deelgeschil of sprake was van redelijk gemaakte kosten ten aanzien van de ingeschakelde rechtsbijstand op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW waarbij met name de vraag aan de orde was of er sprake was van onnodig gemaakte kosten vanwege het inschakelen van een nieuwe belangenbehartiger door verzoekster (het slachtoffer dat de procedure was begonnen).
Het slachtoffer had buitengerechtelijke kosten gemaakt voor rechtsbijstand en medische advisering. Deze kosten komen op grond van artikel 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking voor zover zij de zogeheten dubbele redelijkheidstoets doorstaan. De eerste redelijkheidstoets houdt in dat het redelijk en verantwoord moet zijn geweest om ter uitoefening van het verhaalsrecht kosten te maken. In letselschadezaken komt het niet vaak voor dat deze toets niet wordt doorstaan. Vervolgens dient op grond van de tweede redelijkheidstoets te worden beoordeeld of deze kosten naar hun omvang redelijk zijn. Het slachtoffer dient aan de hand van de omstandigheden van het geval aannemelijk te maken dat de kosten de dubbele redelijkheidstoets doorstaan.
Volgens de verzekeraar is er sprake van een onredelijke verhouding tussen de omvang van de schade en de gedeclareerde buitengerechtelijke kosten, waardoor niet is voldaan aan de tweede redelijkheidstoets. De rechtbank volgt het standpunt van de verzekeraar niet en voert aan dat bij de beoordeling of de gemaakte kosten redelijk zijn, niet alleen beoordeeld dient te worden of er sprake is van een redelijke verhouding tussen de schadeomvang en de gevorderde buitengerechtelijke kosten, maar tevens tal van andere factoren zoals ‘de aard van de door het slachtoffer geleden schade, de aard van de door de rechtsbijstandverlener verrichte werkzaamheden en de complexiteit van de zaak’ bij de beoordeling moeten worden betrokken. Daarnaast stelt de rechtbank dat het verweer van de verzekeraar niet opgaat omdat de omvang van de door verzoekster geleden schade nog niet is vastgesteld. Komt deze omvang in de verdere procedure ook niet vast te staan, dan staat dit niet aan vergoeding van de buitengerechtelijke kosten in de weg.
De verzekeraar stelt daarnaast dat door het inschakelen van een nieuwe belangenbehartiger deels sprake is van onnodig gemaakte buitengerechtelijke kosten, aangezien de werkzaamheden van de vorige belangenbehartiger door de nieuwe belangenbehartiger deels zijn overgedaan. Ook dit verweer wijst de rechtbank af. De rechtbank gaat uit van de keuzevrijheid van het slachtoffer qua juridische bijstand. Het staat het slachtoffer vrij om in redelijkheid een andere belangenbehartiger in te schakelen. Het slachtoffer heeft volgens de rechtbank geen ervaring met het behandelen van de complexiteit aan praktische en juridische problemen die zich voor kunnen doen na een ongeval. Het is dan ook van belang dat het slachtoffer de juiste belangenbehartiger kiest die diens belangen adequaat behartigt. Als het slachtoffer hier ontevreden over is, mag het slachtoffer volgens de rechtbank de zaak overdragen aan een nieuwe belangenbehartiger in wie het slachtoffer wel vertrouwen heeft. Worden daardoor extra kosten gemaakt (overnamekosten), dan acht de rechtbank het gerechtvaardigd dat die door de aansprakelijke verzekeraar worden gedragen, ook als sprake zou zijn van, volgens de wederpartij, ’dubbel werk’.
Meer weten?
Mocht u in uw zaak een second opinion willen aanvragen of willen overstappen naar een nieuwe belangenbehartiger dan kunt u te allen tijde contact opnemen met mr. Thomas van Dijk. Mr. Thomas van Dijk, advocaat in de regio Zoetermeer, Den Haag en Gouda houdt zich enkel en alleen bezig met de behandeling van letselschadezaken voor benadeelde partijen.