Recent vonden er door mist enkele ernstige kettingbotsingen plaats. Veel slachtoffers liepen ernstig letsel op, waaronder whiplash letsel. De vraag is dan: Wie is aansprakelijk te stellen voor een schadevergoeding en het smartengeld?
Het is echter vaak niet duidelijk wie schuld heeft aan het ontstaan van een kettingbotsing. De beoordeling van de aansprakelijkheid bij een kettingbotsing kan dan ook problematisch zijn.
Wat vindt Mr. Van Dijk?
Veelal wordt degene aangesproken die achterop is gereden. Grondslag hiervoor is art. 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Hierin is geregeld dat een bestuurder in staat moet zijn om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is.
Het kan echter zo zijn dat de voorliggende automobilist nodeloos en onverwacht krachtig heeft geremd dan wel zijn achterligger heeft afgesneden. Dit is in strijd met art. 5 en/of art. 6 van de wegenverkeerswet (WVW):
- In art. 5 is vastgelegd dat het een ieder verboden is zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of andere verkeersdeelnemers worden gehinderd.
- In art. 6 staat dat het een ieder die aan het verkeer deelneemt verboden is zich zodanig te gedragen dat een ander wordt gedood of zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Soms kan dus ook de voorliggende automobilist aangesproken worden op de gevolgen van een kettingbotsing.
Verklaringen van getuigen
Aan de hand van verklaringen van getuigen en betrokkenen alsmede aan de hand van de bevindingen van de politie zal dan een uitspraak over de aansprakelijkheid gedaan moeten worden.
Bedrijfsregeling nr. 7
Voor sommige slachtoffers van een kettingbotsing geldt dat zij een beroep kunnen doen op de zogenaamde bedrijfsregeling nr. 7. Klik hier voor documentatie.
Dit is een gedragscode van het Verbond van verzekeraars. Dit geldt voor slachtoffers die als onschuldige derden zijn aan te merken. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan inzittenden, niet zijnde de bestuurder.